De Tijd-correspondent Fred Thomas was er in 1939 behoorlijk van ontdaan. Zijn romantische inborst kon het sowieso niet verkroppen dat de Zuiderzee, waar hij met zijn Staverse jol ‘De Halve Maen’ zo graag zeilde, werd afgesloten. En nu was ook nog Urks belangrijkste brok erfgoed door de inpolderaars naar onbekende bestemming afgevoerd. Op wrede wijze was bewezen dat voor het ‘menschenslag, dat op het eiland placht geboren te worden’ geen plek meer was.
Fred Thomas was niet de enige; verschillende kranten schreven verontwaardigd over de verdwijning van de ‘kindersteen’. Het Nieuwsblad van Friesland en de Leeuwarder Courant vergeleken de Urker steen met Groninger en Friese ‘kinderstenen’, zoals de Poppestien in Bergum. “Hier is weer eens zonder piëteit voor het verleden en de Nederlandsche folklore gehandeld”, aldus de verbolgen journalisten.
Steen des aanstoots
In de voorlaatste ijstijd reisden reusachtige ‘zwerfstenen’ met het landijs mee vanuit Scandinavië naar het Zuiderzeegebied. Toen het ijs smolt, bleven bergen keileem –vol grote stenen – achter. Vandaag vinden we die bijvoorbeeld terug bij Vollenhove, Gaasterland, Wieringen, Texel en Urk. Bij Urk spoelde het opdringende zeewater veel keileem weg. De stenen bleven achter op de zeebodem en vormen tot op de dag van vandaag een berucht steenrif.
Voor de kust lagen drie grote stenen, de ‘aolstien’, ‘botstien’ en de ‘ommelebommele’. Die laatste werd ook wel Ommeldemoerstien genoemd: dat was het domein van de Urker vroemoer (vroedvrouw). Aanstaande vaders konden hier –tegen betaling – hun nieuwe spruit ophalen. Bij eb kwamen de grote stenen deels droog te liggen; sommigen lieten zich zelfs bij zo’n steen fotograferen.
De krantenberichten lieten de Urker bevolking verward achter. Welke steen was door de inpolderaars weggebaggerd? Was het misschien ‘aolstien’ die nu als Ommebommelestien werd aangeduid? Er ging nog een ander verhaal rond: de Duitsers zouden in de Tweede Wereldoorlog tevergeefs geprobeerd hebben de vroemoersteen weg te halen. Ze wilden met hun schepen vlak onder de kust langs varen om niet beschoten te worden.
Het waren beide verhalen die vragen opriepen. De steen des aanstoots lag niet op het dijktraject dus waarom wilden de inpolderaars deze verwijderen? En waarom wilden de Duitsers vlak onder de kust varen aangezien het daar sowieso te ondiep was? Het bleef onduidelijk of er een steen was weggehaald en zo ja, welke steen dit precies was.
Symbool van Urks toekomst
In 2011 maakte dorpshistoricus Albert van Urk een eind aan de verwarring. Van Urk deed uitgebreid onderzoek naar de inpoldering voor het boek ‘Daar werd een dijk gelegd’. Aan een journalist van het Reformatorisch Dagblad vertelde hij dat de inpolderaars in 1936 inderdaad met een enorme kraan de Ommelebommelestien probeerden te verplaatsen. De steen lag volgens hen in de geul naar de haven. Aannemer Verstoep deed zijn uiterste best om de steen te verleggen, maar deze gaf nauwelijks mee. De Ommelebommelesteen werd slechts iets gedraaid. We kunnen dus gerust zijn: de vroemoersteen voor de kust van Urk is de oude vertrouwde Ommelebommele.
Het is anno 2021 niet meer voor te stellen dat er zo slordig met bijzonder erfgoed wordt omgesprongen. De inpolderaars boden geen meter ruimte aan Urk in de polder; wel dienden het gebied en de grondstoffen (keileem en zand) van het voormalig eiland voor de aanleg en ontwikkeling van de nieuwe polder. De bevolking, die rekende op land en werkgelegenheid, kwam bedrogen uit. Was het misschien met opzet dat de autoriteiten de geboortesteen probeerden te verwijderen? Om daarmee het symbool van de toekomst van Urk voor eens en altijd uit de weg te ruimen?
We zullen het wellicht nooit zeker weten. Maar misschien moeten we de legende over de steen enigszins aanpassen. Doordat de steen iets gedraaid is, zit sinds 1936 het luikje op een andere plek. Mannen die vanuit hun roeibootje aankloppen voor een baby moeten dus extra goed opletten…
Bronnen:
F. Thomas, ‘Vandaag houdt Urk op een eiland te zijn’, De Tijd (3 oktober 1939)
‘Urks ‘kindersteen’ verdwenen’, Nieuwsblad van Friesland (11 oktober 1939)
G. Wolvers, Urker bevolking was bijna uitgestorven, Reformatisch Dagblad (2 september 2011)
A. van Urk (red.), Daar werd een dijk gelegd, Urk: Urker Uitgaven, 1989
T. de Vries, Bij ons op de Bult, Berkel: Nederlandse Historiën, 1970
Johanna Elisabeth Hoogeveen laat zich fotograferen bij een drooggevallen grote steen bij Urk. Johanna werkte als dienstmeisje in Bovenkarspel, Apeldoorn en Amsterdam (collectie Vrienden van Urk).
Het artikel in De Tijd waarin Fred Thomas bericht over de verdwijning van de Ommelebommelestien.