Sem en Jafeth op Urk

Als de Zaanse arts en onderzoeker Johan Sasse is in 1910 op het eiland Urk de schedels van Urker kinderen opmeet, valt hem iets bijzonders op: een opvallend groot aantal donkerharigen met blauwe, grijze of bruingroene ogen. De vrouwen hebben bovendien ‘vrij breede gezichten’ en ‘scherpe neuzen’. Het type doet hem aan Zuid-Europa denken.

Sasse gelooft zoals zoveel wetenschappers in die tijd dat op Urk een van Nederlands weinige ‘onvervalschte’ gemeenschappen te vinden is. Hier wonen de zuivere en onvermengde nakomelingen van het ‘Bataafse oerras’. Het grote aantal donkere Urkers is volgens Sasse hét bewijs dat de oer-Nederlander uit Zuid-Europa komt.

In 1938-39 legt de Stichting Bevolkingsonderzoek in de Drooggelegde Zuiderzeepolders in 1938/39 de Urkers opnieuw langs de meetlat. Onderzoeker Haring Piebenga bevestigt Sasse’s vermoeden: niet minder dan 62.5% van de eilandbewoners heeft donker haar. Dit in schril contrast met het aandeel donkere inwoners in Volendam (33.8%) en Puttershoek (11.5%).

Piebenga rapporteert ‘een vrij sterke inslag van het Voor-Aziatisch ras’, wat volgens hem vrijwel zeker ‘aan vermenging met Joden moet worden toegeschreven’. Genealogisch is het niet te bewijzen maar Urk heeft immers ook een eigen Jodenhoek? Piebenga sluit zich in 1941 aan bij de SS en promoveert in Berlijn op zijn studie naar het huidlijstenstelsel van de Urker bevolking. Zijn theorie over Urks afkomst heeft dus een nogal dubieuze ondertoon.

‘Een onbestaanbaar ding’

Ook op Urk vragen mensen zich af waar hun voorouders vandaan komen. Een van hen is Cornelis de Vries (1867-1949). Cornelis verlaat op 15-jarige leeftijd het eiland en studeert aan de kweekschool in Nijmegen. Hij geeft les in Haarlemmermeer, Nijkerk, Amsterdam en Leerdam. Daarnaast is hij redacteur van de Urker Courant en doet onderzoek naar de geschiedenis van Urk. Na de oorlog ligt zijn magnum opus klaar voor publicatie: 32 handgeschreven cahiers over de geschiedenis van Urk. Hij kan er echter geen uitgever voor vinden. Uiteindelijk zal een comité onder leiding van zijn neef Tromp de Vries het manuscript inkorten en het in 1963 als ‘Geschiedenis van het Eiland Urk’ uitgeven.

Cornelis de Vries is een zuivere antirevolutionair, die de geschiedenis van Urk als ‘Gods werk’ beschrijft. Vanuit die ‘heilhistorische’ blik heeft Urk haar ontstaan te danken aan de zondvloed. De prehistorische mens is voor De Vries ‘een onbestaanbaar ding’. De gedachte dat de overlevenden van de zondvloed uiteindelijk op Urk terecht komen past naadloos in de visie van de Urker onderwijzer.

In het archief van Stichting Urker Uitgaven is een interessante briefwisseling tussen oom Cornelis en neef Tromp uit 1942 te vinden, waarin de amateur-historicus zijn theorie toelicht. De brief is gericht aan neef Tromp de Vries, die oom Cornelis helpt om het manucript De Vries begint in Genesis. Sem, Cham en Jafeth, de drie zonen van Noach, overleven samen met hun vrouwen de zondvloed. Na de spraakverwarring trekken Sems nazaten richting Rusland, maar worden verdrongen door de clan van Jafeth.

De Semmieten trekken naar Nederland, waar ze zich onder andere op een welbekend eiland in de latere Zuiderzee vestigen. “Niet onmogelijk dat ze aan het eiland ook den nog door niemand op bevredigde wijze verklaarden naam Urk hebben gegeven,” schrijft De Vries. Ook houdt hij het voor mogelijk ‘dat enkele bijzondere klanken, die het Urksch kenmerken, stammen uit den oertijd van hun bestaan’.

Daarmee is volgens De Vries tevens het mysterie van de twee verschillende soorten Urkers verklaard: de donkerharige en gedrongen bewoners – de Semmieten – en de lichtharige en slanke bewoners – de Jafethieten.

Broederschap

Over Jafeth is geprofeteerd dat hij in Sem’s tenten zal wonen (Genesis 9:27a). Op Urk is dit bewaarheid, legt ‘oom Cornelis’ uit aan zijn neef. Chem staat voor het vrome volk, Jafeth voor de heidenen. Heidenen, dat zijn ook de Friezen die volgens De Vries in de twaalfde eeuw, mogelijk als landmakers, naar Urk komen.  Is op Urk het ‘samenwonen van twee broeders niet op de schoonste wijze vervuld?’, vraagt De Vries.

Een bijzonder volkje dus, die Urkers. Uitverkoren zelfs. De onderwijzer vindt het dan ook niet vreemd dat de Urkers, zelfs toen zij nog ‘bij het Roomsche dwaallicht wandelden’ en hun kapel na de Allerheiligenvloed van 1570 op een eilandje voor de kust was komen te staan, elke zondag wadend ‘hun devotie gingen volbrengen’. Die godsvrucht kenmerkt de Urkers nog steeds in 1942, als De Vries zijn brief schrijft.

Je kunt Cornelis de Vries bewonderen om zijn inventiviteit. En wat inmiddels duidelijk is dat Nederlands eerste boeren inderdaad uit het Nabije Oosten kwamen. Zij vermengden zich met de late jagers-verzamelaars die zich hier al eerder hadden gevestigd. Maar het idee dat bevolkingsgroepen ongemengd zijn blijkt ongegrond. Afstamming loopt niet in een rechte lijn, maar is het resultaat van een complex netwerk van genetische verbanden. Urk was nimmer de geïsoleerde, ‘onvervalschte’ plek die Harting en Sasse dachten gevonden te hebben. Urkers die hun DNA laten onderzoeken kunnen hierover meepraten.

Het is misschien typerend voor eilandbevolkingen om hun plekje als het meest bijzondere af te schilderen. Daar hebben we als Urkers ook een handje van. En laten we eerlijk zijn: als het om de vermeende connectie met de zonen van Noach gaat draagt de wetenschappelijke verwarring rond onze herkomst ook zeker een steentje bij.  

Dr Johan Sasse meet Urker kinderen op. Schilderij ‘Het Probleem Urk’ van Alexandra Drenth (https://www.zachtewereld.nl/)

Urkers gefotografeerd tijdens het Urk Project van Meertens en Kaiser (foto B. Buurman). Collectie Nieuw Land Erfgoedcentrum, Lelystad.

Portretten van Urkers, 1931, uit Het Eiland Urk van Meertens en Kaiser (foto B. Buurman)

Cornelis (links) en Tromp de Vries

Cornelis (links) en Tromp de Vries

Detail uit de brief van Cornelis de Vries gericht aan neef Tromp