Op de één of andere manier kan een ‘drukkend’ onderwerp altijd op veel belangstelling rekenen. Wanneer ik tijdens een ginkiestocht even stilsta bij het voormalige huisje van Wijk 5-113 en toeristen wijs op de gehurkte man, dan luistert iedereen aandachtig. Verhalen over ‘de karre’ die wekelijks zijn ronde deed om de inhoud van het vat op te halen, hoe onsmakelijk ook, bewogen Leuster om er over te zingen.
Mondelinge overlevering
Uit de mondelinge overlevering weten we dat een toiletbezoek een sociale en openbare aangelegenheid was. Je kon aan je buurvrouw vragen “Bin jie al ewest?”, en als de buurvrouw nog niet was geweest, ging je samen achter het palenscherm voldoen aan je menselijke behoefte. Ook de vraag “Eaw je al een ei ad?” zou hier zijn oorsprong vinden. “Heb je al een ei gelegd”, was een eufemisme voor “heb je al je behoefte gedaan?”.
Terwijl nu een toiletgang toch vaak de meest privé aangelegenheid tijdens de dag is, was dat vroeger wel anders. Wie zei ook alweer “Het verleden is een ver en vreemd land, daar doen ze dingen anders.”? Hoe anders het soms ging, wordt hopelijk in dit artikel iets duidelijker.
Regelgeving
Een aanleiding om over dit onderwerp te schrijven, vind ik in de gemeenteraadsnotulen van 21 april 1871 . Daarin valt te lezen:
Het is verboden op de gemeenteweide, wegen en langs het paalwerk in den kom der gemeente, zijn natuurlijke behoefte te doen.
Ook in mijn eerder artikel over de overname van de begraafplaats van de Hervormde Kerk door de gemeente lazen we al dat het verboden was om je behoefte daar te doen. Je zou toch denken dat zoiets vanzelfsprekend is.
De oplettende lezer merkt wellicht op dat het hierbij alleen gaat om een verbod binnen de bebouwde kom en de gemeenteweide. De gemeenteweide kunnen we overigens situeren tussen de vuurtoren en de oude woningen van Wijk 3, waar later de Wilhelminaschool kwam te staan. Wat je buiten het paalwerk of verderop op het eiland deed, moest je zelf weten. Dat nog niet iedereen over een toilet beschikte, lezen we later, wanneer de gemeenteraad in 1872 het besluit neemt dat “Binnen drie jaar na de afkondiging dezer verordening zullen alle woonhuizen in deze gemeente van een behoorlijk bruikbaar secreet en regenbak voorzien moeten zijn.”
Achter het palenscherm je behoefte doen, bleef nog lange tijd in zwang. De regels werden dan ook niet streng nageleefd. Wanneer na de oorlog er een sanering plaatsvindt en woningen onbewoonbaar worden verklaart, blijkt dat nog een 30 tot 40-tal woningen niet over een privaat beschikten, maar zich met een emmer moesten redden. Die emmer stond soms in de keuken of het washok.
In deze notulen van april 1871 wordt de gehele gemeente verordening opnieuw aangescherpt. Als je van het standpunt uitgaat dat een verbod eigenlijk alleen nodig is als mensen die daden toch verrichten, dan geeft de verordening nogal wat te denken. Zo is er ook een verbod om op de openbare weg te gokken, dronken rond te lopen of vuurwapens af te schieten. Rare jongens, die Urkers.
Dijkversterking
Als we verder terug in de tijd gaan, komen halverwege de 18de eeuw een opmerkelijk stukje tegen. Om de dijk op Urk te versterken, doet Den Berger in 1749 al een interessant voorstel. Hij had de opdracht gekregen van de stad Amsterdam om te onderzoeken waarom het onderhoud van Urk en Emmeloord zoveel kostte. Volgens Den Berger is het vooral de schuld van Amsterdam zelf, ze wachten steeds te lang met het nemen van maatregelen. Wel komt hij met een creatieve oplossing; de Urkers dumpten hun afval nu aan de noordkant achter hun huizen. Als die Urkers nou eens een stukje verder liepen en het op de dijk deponeerden? Het dorp zou er meteen een netter aanzicht door krijgen.
Gemeentetaak
De politieverordening verbiedt in 1834 al het dumpen van afval binnen de bebouwde kom. Twintig jaar later wordt expliciet genoemd dat mest, stro, hooi, visafval, as of ander vuilnis niet op de openbare weg mocht worden gegooid. Het gemeentebestuur lijkt zich meer druk hebben gemaakt over de kosten van het opruimen, de boel schoonhouden was vooral een taak van de bewoners zelf. Wanneer in 1862 ene Tjeerd Jans Hoekstra aanbiedt om ‘mestspecie’ te verzamelen en ‘huisjes van gemak’ in het dorp te stichten, gaat men daar gretig op in en krijgt Hoekstra een stuk land toebedeeld voor de opslag.
In 1879 wordt het schoonhouden van de gemeente aanbesteed aan Klaas Spijker uit Medemblik. Deze geeft er echter een jaar later de brui aan en valt de eer te beurt aan Jan Eize Hoekstra om de nieuwe gemeentereiniger te worden. In dit besluit vinden we ook weer bepalingen die ons een kijkje geven in het leven van de Urkers aan het einde van de negentiende eeuw.
De aannemer verbindt zich om alle openbare pleinen, wegen, voetpaden en gemeentegronden tot aan de eerste sloot benoorden de bebouwde kom der gemeente te reinigen en schoon te houden, alsmede allerlei straatvuil, mesthoopen, steenen enz. op te ruimen, voorts te ledigen en schoonhouden van de Privaten der schoolgebouwen en eindelijk het open en schoonhouden van alle goten, riolen en zinkputten.
In artikel 2 gaat het verder met:
De koemest, haardasch, secreet en straatvuil en alle andere mestspeciën zijn gedurende de pachttijd het eigendom van de aannemer, die verpligt is te zorgen dat de mest wordt bijeen verzameld en doelmatig opgezet ter plaatse door Burgemeester en Wethouder aan te wijzen.
Deze regel kan een verklaring zijn waarom we op sommige plekken laat negentiende -eeuws afval wordt gevonden op plekken waar toen geen bewoning was.
In de wintermaanden was de gemeentereiniger verplicht om de gemeenteweide te bemesten en later hekken te plaatsen. De gemeentereiniger mocht niet zonder toestemming van burgemeester en wethouders het eiland verlaten en moest zorgen voor een vervanger wanneer hij dit wel deed.
Extra huizen
Ook wanneer in 1883 nieuwe huizen worden gebouwd, staat in het besluit het volgende te lezen in artikel 5:
Geen woning mag in gebruik genomen worden voordat ze is voorzien van solide rookleidingen waarin geen hout mag aanwezig zijn en van een bruikbaar secreet en regenbak.
Privaten
Later worden de regels aangescherpt. We lezen in de gemeentebesluiten van 1904 het volgende onder het kopje Privaten:
In of bij iedere woning moet, op een afstand van hoogstens 15 M, een afsluitbaar privaat aanwezig zijn, niet onmiddellijk uit een woonvertrek toegankelijk. Wordt het privaat in de woning geplaatst, dan moet het rechtstreeks gemeenschap met de buitenlucht, hetzij door een raam, dat minstens ter oppervlakte van 0,01 M2 kan worden geopend, hetzij door een koker met een doorsnede van 0,04M2. De wanden van het privaat moeten doorloopen tot op 0,10 M boven den grond. Privaten buitenshuis gelegen moeten zoodanig worden geplaatst, dat de ingang zoo min mogelijk van den openbaren weg af zichtbaar is.
Bronnen
Politie verordening 1861: https://proxy.archieven.nl/35/60C26C73026F4517897D977DCD9AC613
Gemeentereiniger: https://proxy.archieven.nl/35/C69CE3E19BB04E89802F545FCAA0BE62
Besluit 1883 woningbouw: https://proxy.archieven.nl/35/1346A4CA1D43437080AD615EA0299FAB
Privaten: https://proxy.archieven.nl/35/B6A8A4B05EBF4EB7A6E6B14DFCE37F21
Met dank aan de Vrienden van Urk die de foto’s voor dit artikel aanleverden.