De crucifix van Bartus roept heel wat vragen op. Het is tot nu toe namelijk het enige katholieke gebruiksvoorwerp dat in de Urker bodem is aangetroffen. Dit ondanks het feit dat tijdens en na corona heel wat spades in de keileem zijn gezet. Hoe kan dit? Had Urk geen rijk rooms leven? Zijn alle paapse herinneringen in een beeldenstorm vernietigd?
Maar dan nog. Ook als voorwerpen vernield zijn, zouden we er toch resten van tegen moeten komen. Dat heeft Mariap van Urk misschien ook gedacht toen ze over het Kerkje aan de Zee dichtte:
Knapen in witte gewaden / Hebben er eeuwen geléén …
In u den outer ontstoken / Preev’lend Latijnsche gebéén,
Dwaalden met kaars en luchter / Rond uwen torentrans …
Sloegen eerbiedig een kruisken / Biddend den rozenkrans …
Fanatiek roems?
Hoewel het katholicisme pas na 1700 – in de woorden van Cornelis de Vries – ‘althans uitwendig’ verdween, is het maar de vraag hoe lang en hoe fanatiek Urk Roems is geweest.
Misschien zijn de geïsoleerde Urkers pas later gekerstend dan gedacht? Het Christelijke geloof werd door de katholieke eigenaars gepromoot en verankerd zijn. Maar er zal ook sprake van vermenging zijn geweest: het hergebruiken van ‘heidense’ rituelen en materialen.
Wellicht hielden de eilanders star vast aan hun ‘heidens’ gedachtegoed. Zoals ze zich later met ‘paapsche stoutigheden’ tegen de Reformatie zouden verzetten, en op kerstavond blootshoofds en barrevoets de boeteronde rond de kerk blijven doen.
Is dat de reden waarom we zo weinig Roomse sporen aantreffen? Maakten onze voorouders – uit verzet tegen de kerstening – in het dagelijks leven geen gebruik van paapse huis-, tuin- en keukenattributen zoals rozenkransen, Mariabeeldjes en wijwaterbakjes? Het blijft gissen…
Paapse taal
Toch is Urks rijke roomse leven zeker niet van de aardbodem verdwenen. Het liet haar sporen na in bepaalde gebruiken en in de taal. Op zaterdagavond luiden tot op de dag van vandaag de kerkklokken om zes uur, om – in de woorden van Mariap van Urk – de ‘hillig avond’ in te luiden. Het is het sein om je klaar te maken voor de zondag. In de katholieke traditie is dit het tijdstip van het angelus gebed, ‘ut angele’. Op Urk wordt ook dit ook wel de ‘zes uurs klokke’ genoemd.
De invloed in de taal begint het al met aanduiding voor God: Oenze Lievenaar. Sommigen kennen het liedje over Maria Lichtmis (2 februari), ook wel Vrouwendag genoemd, nog wel:
Vrouwendag, zes weken,
’t vleas is eut de pekel,
de kool is eut et vat,
ei’jie nog wat?
Gerrit Pasterkamp (nu 84) herinnert zich hoe naast het woord ‘angele’ ook de uitdrukking ‘ur is mis’ werd gebruikt:
“Mun tante Jannetjen was ur nooit zoo op gepienstert as ik bei eur kwam. Ze drokte mun de duur eut, in zeen dan: “Goan gauw nor je moeder in zeg dat ur mis is.”
Misschien dateert de uitdrukking ‘IJ komt in kark noch kleus’ ook uit de paapse tijd. Het woord ‘kluis’ staat voor een kluizenaarsklooster.
Kortom, de Moederkerk liet haar immateriële sporen na. We zijn nu wel benieuwd of er nog eens een kruisje of beeldje zal opduiken. Als je er bij het uitgraven van de kelder eentje tegenkomt: trek aan de bel!
Artistieke weergave van de roomse kerk van Espelo, na de Allerheiligenvloed (aquarel door Willem Blok)
Met dank aan Gerrit Pasterkamp en Klaas Johannes Romkes
De crucifix met een foto van Bartus Oost aan het werk (foto Roelof Tiede Oost)