1795 is een jaar van ommekeer, niet alleen voor de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar ook voor de Heerlijkheid Urk en Emmeloord. Waar elders in ons land de regenten worden afgezet en het volk de macht grijpt, wordt op Urk de revolutie aangegrepen om de zittende schout weg te werken. Een strijd tussen de toen belangrijkste families op het eiland barst in alle hevigheid los. Het gaat om macht en geld.
De door de patriotten lang verwachte revolutie komt met de komst van de Franse troepen eindelijk op gang. De Prins van Oranje, Willem V, weet nog net op tijd met zijn familie het land te verlaten. Een nieuwe tijd breekt aan met in het verschiet een grote schoonmaak onder ’s lands besturen. Het is een opstand tegen de regenteske heren en aristocratische families die het bestuur vormen en elkaar de baantjes toeschuiven. Overal in het land klinkt ook de leus van Franse revolutie door van ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’. De geknechte Bataven moeten hun vrijheid hernemen. Er worden vanuit Amsterdam instructies verspreid hoe ‘de tirannen’ afgezet dienen te worden. Een aantal burgers moet een comité vormen dat het vertrouwen van de burgers bezit. Zij benoemen nieuwe bestuurders die een eed aan het volk afleggen. Op het eiland Urk zijn het niet de arme vissers die in opstand komen en de macht grijpen, maar juist de belangrijke families die elkaar in de haren vliegen. Het gaat om de families Nentjes en Romkes enerzijds en de familie Brands anderzijds. De familie De Haan houdt zich wat afzijdig, maar is op dat moment de meest invloedrijke familie met belangrijke contacten. Als de revolutie uitbreekt is Klaas Pietersz. Brands de schout en secretaris van Urk. Hij werd in 1779 door de ambachtsheer van de heerlijkheid Urk en Emmeloord, de Amsterdamse burgemeester Hendrik Hooft, als de opvolger benoemd van Cornelis Jacobsz. Romkes, die dat jaar overlijdt. Het passeren van de familie Romkes bij de schoutsbenoeming van Klaas Brands zorgt op Urk voor een tweespalt onder de bevolking. Brands is naar de mening van de Urkers te strikt en strak is in zijn bestuur.
Invloedrijk ambt
Het ambt van schout is op Urk gekoppeld aan het Heerlijk Recht van Zee- en Strandvond. Goederen uit gestrande schepen worden in het openbaar verkocht en zowel de Heer van de Heerlijkheid Urk als de schouten krijgen naast de bergers hun rechtmatig deel. In de praktijk zijn dit de belangrijkste inkomsten voor de Urker schout, die er dus alle belang bij hebben dat de vondst wordt ingeleverd. De vissers houden de zee- en strandvond het liefst zelf. Het is een voortdurende strijd tussen belangen. Daarnaast is de schout ook opzichter op het werk dat Amsterdam op het eiland laat uitvoeren. Het gaat om werk aan de zeewering en overheidsgebouwen als de vuurboet en de woningen van de dominee, chirurgijn, vroedvrouw en schoolmeester. Bovendien betaalt hij de salarissen. Een invloedrijk man, die samen met de vijf burgemeesters de dienst uitmaakt op het eiland. De Urker bevolking had sinds 1787 al meer invloed gekregen op de benoeming van de vijf burgemeesters. Zij mochten tien burgers nomineren, die lid moesten zijn van de kerk en onbesproken van wandel. In de praktijk betekende dit dat de macht bij een klein groepje bleef en in kerkenraad en lokaal bestuur zien we dezelfde namen terug. In 1793 viel de keus voor de burgemeesters op Jan de Vries, Hendrik Klaasz. De Haan, Luyt Jacobsz., Cobus Pietersz. Bakker en Jacob Louwsz. Weerstand. Klaas Brands is al behoorlijk op leeftijd en kinderloos. Als hulp en beoogd opvolger heeft hij zijn neef Grubbelt Brands als adjunct-schout aangesteld, die ook het toezicht heeft op ’s Lands zeewerken.
Revolutie Als de revolutie door het land trekt, grijpen de vijanden van Brands de kans om ook op het afgelegen eiland een Omwenteling door te voeren. Uit de burgemeesters vormt zich een groep, onder leiding van Klaas Dubbelsz. de Baas en Jacob Jacobsz. Nentjes, die zich opwerpt als de Provisionele Representanten van het Volk van Urk. Zij worden nu de nieuwe machthebbers. Schout Klaas Brands wordt ontslagen en Klaas Dubbelsz. de Baas wordt door de Representanten van Urk tot schout benoemd, terwijl een andere representant Jacob Jacobsz. Nentjes zich deftig regent van het eiland Urk laat noemen. Hij is kleinzoon van de de overleden schout Cornelis Romkes, en namens de familie stuurt hij 1.500 gulden naar de machthebbers in Den Haag. Waarschijnlijk nog in de veronderstelling dat ook na de Omwenteling de macht nog gekocht moet worden. Klaas en Grubbelt Brands laten het er niet bij zitten. Ze roepen de hulp in van hun contacten in Amsterdam en Den Haag, en met name Henricus Duyvensz., de opzichter en inner van de vuurgelden en opzichter over de vuurbakens, is op de hand van de familie Brands. Door de afschaffing van de Heerlijke Rechten wordt door het nieuwe landsbestuur het ambt van schout en van strandvonder losgekoppeld. Grubbelt Brands wordt benoemd tot strandvonder en opzichter van ’s-Landswerken, zowel op Urk als op Emmeloord. Ook gaat hij als administrateur over de betaling van dominee, dokter, schoolmeester en vroedvrouw en het onderhoud van hun woningen. De familie Brands beheert zo nog steeds de financiën. De families Romkes en Nentjes moeten de macht dus delen.
Voortdurende strijd
Ze geven de strijd niet op. In maart 1795 sturen de Urkers een brief naar de Provisionele Representanten van het Volk van Holland in Den Haag, de nieuwe machthebbers in het land, ‘Van de Regenten van het Eiland Urk; houdend klachten, over het gedrag en de Directie van de Opzigter van ’s Landswerken, Grubbelt Alberts Brands; en verzoekende dat dezelve van zijn post mag worden gedimiteerd [ontslagen] en een ander aangesteld’. Gruwelt Brands wordt slechte directievoering en verspilling van overheidsgeld verweten. Het schrijven wordt ondertekend door maar liefst 83 Urkers. Urk telt dan 575 inwoners, en als we de vrouwen en kinderen eraf trekken, is dat een ruime meerderheid van de mannen. Urk is dus tot op het bot verdeeld. Grubbelt Brands wordt in brieven aan de machthebbers zoveel mogelijk zwart gemaakt en er komen ook schriftelijke klachten over de betaling van de salarissen. Ook wordt begin 1796 een poging gedaan om ook het strandvonderschap aan Klaas Dubbelsz. te geven als ‘zynde deze posten altyd door één persoon waargenomen’. De invloed van de familie Brands is echter groot genoeg om ervoor te zorgen dat het bevoegde Committé van Algemeen Welzyn hier niet op ingaat.
Het Zweedse schip
Ondanks de ernstige aantijgingen aan zijn adres en de sterke weerstand tegen zijn persoon weet Grubbelt Brands zich in zijn functie zowel op Urk als op Emmeloord te handhaven. De schout van Urk, Klaas Dubbelsz. de Baas, ontvangt een brief uit Den Haag, waarin hij en zijn medestanders worden gemaand om Grubbelt Brands als strandvonder te erkennen en uit te betalen. Dat de Urkers zich daar niets van aantrekken, blijkt als begin september 1796 het Zweedse schip Speculation in een zware storm vergaat. De Urkers weten, samen met enkele Emmeloorder vissers, een groot gedeelte van de lading wol bestemd voor de Amsterdamse lakenhandel van boord te krijgen. De in veiligheid gebrachte lading wordt niet gemeld aan de officiële strandvonder Grubbelt Brands, en dus ook niet op de voorgeschreven wijze onder zijn toezicht opgeslagen. De vissers slaan de wol op in particuliere huizen met de bedoeling dit onderhands te verkopen. Grubbelt Brands klimt wederom in de pen en beklaagt zich over de houding van de Urkers waardoor hij en ook de overheid inkomsten mislopen. Er ontstaat een juridisch steekspel rond de vraag: wat is strandvond en wat is zeevond? Brands zou over de strandvond gaan en Klaas de Baas over zeevond. In Den Haag hebben ze goed door dat de Urkers er vooral zelf beter van willen worden. Urk dreigt een vrijstaatje te worden, waar ze het met de Haagse regels zo nauw niet nemen.
Machtswisselingen
In januari 1798 vindt in Den Haag een machtswisseling plaats, waarbij radicale patriotten de macht grijpen. Een gevolg hiervan is dat ook de in 1795 gekozen plaatselijke besturen politiek worden gezuiverd. De ontstane situatie op Urk zorgt er ook voor dat de agenten Leuven en Hellinga naar het eiland Urk komen. Het burgerlijke bestuur wordt in maart 1798 buiten werking gesteld. Hen wordt ‘schynheilige vaderlandsliefde’ verweten. Grubbelt Brands wordt benoemd tot schout en secretaris van zowel Urk als Emmeloord. De nieuwbenoemde schout mag nu zelf op de beide eilanden de leden van een nieuwe Municipale Raad, het lokale bestuur, benoemen. Om de orde te bewaren laat Grubbelt Brands een detachement van 26 militairen naar het eiland komen, dat daar ingekwartierd wordt. Er wordt nog verder ingegrepen als de eerder genoemde Duijvensz besluit om Pieter en Jacob Romkes wegens plichtsverzuim te ontslaan als vuurstoker. Ze lieten soms nachten het vuur niet lieten branden op de vuurboet. Er komen twee nieuwe stokers en Grubbelt wordt ook opzichter op de vuurbaak. Duijvensz geeft ook aan dat uit de rapporten van Klaas Dubbelsz. blijkt dat hij onvoldoende kennis van zaken heeft en dat de opgeleverde werken aan de zeewering van slechte kwaliteit zijn. Een groot deel van de Urker bevolking protesteert tegen deze machtswisseling en in april 1798 verschijnt er een openbare aanklacht tegen Grubbelt Brands in de Oprechte Bataafsche Courant, gesteund door 56 Urkers en ook ondertekend door dominee Schmidt, die bekendstaat als fel patriot en in de kerkenraadsnotulen spreekt over de gelukkige tijd van vrijheid, gelijkheid en broederschap. De Urkers hebben alles uit de kast gehaald, want het artikel wordt ondersteund door een groep burgers uit Durgerdam, waar Grubbelt Brands een tijdje heeft gewoond. Ze schrijven dat Brands zich een aanhanger van het Oranjehuis heeft getoond en zich inlaat met personen die ‘de patriotten vervloeken’. Het verzoek is om Klaas Dubbelsz. opnieuw aan te stellen als schout. Het enige wat bereikt wordt is dat de soldaten na zes weken weer van het eiland vertrekken, maar de macht blijft bij Brands. In juni 1798 vindt er in Den Haag weer een machtswisseling plaats en komen de meer gematigde patriotten aan de macht. Onder leiding van oud-burgemeester Hendrik de Haan gaat een groep Urkers naar Den Haag om opnieuw de benoeming van Brands aan te vechten. Hun protesten vinden nu gehoor en Klaas Dubbelsz. wordt weer schout, maar Grubbelt Brands wordt wel adjunct-schout. Tot leden van de Municipale Raad worden Hendrik de Haan en Louwe Jansz. Weerstand benoemd. De rivaliserende families moeten nu samen het bestuur vormen.
Onrust blijft
Grubbelt Brands wordt opnieuw schout als Klaas Dubbelsz. in 1801 overlijdt. Het blijft onrustig op het eiland en het werkt door tot in de kerk. De viering van het heilig avondmaal wordt om die reden diverse keren uitgesteld. Economisch heeft het eiland ook zwaar te lijden. De oorlog met Engeland zorgt er voor dat de visserij haast onmogelijk is geworden. Er heerst diepe armoede en het bestuur houdt zich vooral bezig met het aanvragen van belastingvrijstelling, subsidie en schadevergoedingen. Het landsbestuur is mild en stuurt jaarlijks 1.000 gulden en soms het dubbele. In 1806 wordt de Bataafse Republiek omgedoopt in het Koninkrijk Holland met Lodewijk Napoleon als koning. Hij is de broer van keizer Napoleon. Het is nu de drost uit Hoorn die zich vanuit de provincie bezighoudt met het eiland. Hij schrijft in 1809 aan de landdrost in Den Haag dat hij ernstige klachten heeft gekregen over Brands en de rest van het bestuur van Urk. Hij heeft bovendien al jaren geen verantwoording ontvangen over de besteding van de 1.000 gulden steun die Urk jaarlijks ontvangt. Hendrik de Haan en Louwe Jansz. Weerstand besluiten als leden van de Municipale Raad op te stappen en dienen hun ontslag in bij de drost in een brief waarin ze vooral de beklagenswaardige toestand van het eiland beschrijven. Ook bedanken ze voor de financiële ondersteuning en vragen alvast hulp voor de naderende winter. De drost geeft in zijn schrijven aan de landdrost aan dat dit toch wel het beste bestuur is dat Urk op dat moment te bieden heeft. Beiden komen blijven dan ook aan als leden van de municipale raad. Het gaat maar door Uit de brievenboeken van de drost blijkt dat de vraag om steun en schadevergoedingen voor het eiland Urk ook in 1810 doorgaat, evenals de beschuldigingen over en weer tussen Brands en De Haan. Brands beschuldigt De Haan, die ook voorzitter is van de kerkenraad, dat hij op oneigenlijke wijze bezittingen heeft verkregen. Justitieel en bestuurlijk heerst er wanorde op het eiland en de drost schrijft de landdrost dat het een hele verbetering zal zijn als hier iemand van buitenaf geplaatst wordt om hier de orde te handhaven. De drost heeft ook geen vertrouwen in de schout. Dit blijkt uit de reactie op het schrijven van Brands in 1810 over de vraag wanneer de bouw van de school en schoolmeesterswoning begint en of hij de directievoering mag voeren. De drost adviseert de landdrost om dat opzicht niet aan hem te geven. ‘De man is in zijne betrekkingen en zijne werkzaamheden genoeg bij U Edele bekend. De ondervinding heeft reeds genoeg doen zien hoe slegt en kostbaar op dit Eyland gewerkt wordt.’
Bij de inlijving van Bataafs Gemenebest bij Frankrijk wordt ook het lokale bestuur gereorganiseerd. Op Urk worden de schout en de municipale raad ontslagen. In juli 1811 wordt het bestuur gevormd door Hendrik de Haan, die de titel van maire (burgemeester) van Urk krijgt en Jacob Jacobsz. Nentjes wordt adjunct-maire. De prefekt van het departement du Zuiderzee benoemt Grubbelt Brands tot opzichter van de maritieme werken en ontvanger der belastingen. De armoede neemt in die periode alleen maar toe. De overheid doet zoveel mogelijk om Urk te helpen door opgelegde belastingen kwijt te schelden en steun te verlenen. In 1812 krijgen 21 gezinnen met in totaal 53 kinderen steun van de Societeit van Moederlijke Weldadigheid. In 1813 volgt nog een smeekbede van maire De Haan aan keizer Napoleon om meer geld ‘op dat zoo vele schreijenden harten eens mogten verblijd worden.’ De keizer heeft andere dingen aan zijn hoofd en voert een heftige strijd in Rusland. Eind dat jaar stort het Franse keizerrijk in. In het voorjaar van 1814 gaat het lokale bestuur opnieuw op de schop en worden overal in het land weer nieuwe schouten benoemd. Brands schrijft meteen een brief aan de Prins van Oranje, die dan de macht heeft, om zich kandidaat te stellen. De kerkenraad en de magistraat gaan in de tegenaanval en schrijven een brief aan de prefekt van Hoorn, die over de benoeming gaat, waarin Brands wordt zwartgemaakt. Het gevolg is dat De Haan, met daarmee de families Romkes en Nentjes, de macht nog houdt tot 1817. Daarna wordt de Enkhuizer notaris Lambert Hunnink benoemd tot schout, tot men op Urk een geschikt persoon heeft gevonden. Grubbelt Brands wordt in 1817 benoemd tot opper strandvonder, maar in 1820 verlaat als geboren Urker het eiland en wordt tolgaarder in Beverwijk. De onafhankelijke Hunnink weet de partijen iets dichter tot elkaar te brengen en blijft tot 1825 schout. Daarna wordt het hoofd van het bestuur een burgemeester en wordt Pieter Nentjes benoemd, zoon van Jacob Jacobsz. Nentjes zich destijds regent van het eiland Urk liet noemen. De strijd begint weer van voren af aan.
Rijke knapen
De Omwenteling of Bataafse Revolutie van 1795 heeft op Urk de macht niet bij het volk gebracht, dat bittere armoede lijdt. Ook het nieuwe Reglement voor het platteland van Holland uit 1816 brengt hier geen verandering in. De koning benoemt de schout en de Gedeputeerde Staten van het gewest wezen uit de ‘vroedste en gegoedste’ ingezetenen de raadsleden aan. Reeds Herman, heer van Urk en Emmeloord, had in 1415 bepaald dat elk jaar ‘goede rijke knapen’ tot schepen zouden gekozen worden. Met die machthebbers ging het goed, ook op het straatarme eiland. Grubbelt Brands bewoonde sinds 1806 een huis in de toenmalige Vinkenbuurt dat ‘door grootte en bouwstijl zeer uitstak boven de nederige visschershutten er omheen’. Hendrik de Haan wordt regelmatig beschuldigd van onwettige handelingen waarmee hij zijn vermogen vergroot. Uit zijn nalatenschap blijkt dat hij als bestuurder en winkelier duizenden guldens bijeen heeft vergaard en bovendien nog duizenden guldens heeft besteed aan de studie van zijn neef Jacobus Albertus Romkes tot dominee. Hij heeft de arme bevolking de nodige kredieten verleend en zich niet zonder reden ook steeds ingespannen dat die bevolking geen belasting hoefde te betalen en ondersteuning kreeg. De liberale revolutie bereikt het eiland uiteindelijk niet. Het komt niet verder dan een strijd om de macht en het geld die er voor zorgt dat zeker de broederschap ver te zoeken blijft.
Bronnen
Spitse, J. Revolutie in afgelegenheid: het bestuur van Urk, Emmeloord en Ens tussen 1783 en 1799. Zutphen: Walburg Pers, 2013. Vries, C. de. Geschiedenis van het eiland Urk. Kampen: Zalsman, 1962. Vries, K. de en T. de Vries. Veranderd land. Urk: Stichting Urker Uitgaven, 1985. De Vriendenkring: Cultuurhistorisch tijdschrift voor Flevoland. 51e jaargang, nummer 3. Schokland: Vrienden van Schokland, 2011. Oprechte Bataafsche courant, Koninklijke Bibliotheek Den Haag