Regulier bereikbaar

In de zomer van 1875 wordt door de Urker ondernemers Kramer en Bode de eerste lijndienst opgezet. Met het schroefstoomschip De Vrijheid varen ze dagelijks de dienst Enkhuizen-Urk-Kampen en weer terug. Al na enkele maanden wordt de dienst opgeheven met als reden de ondiepte van de Urker haven.

Pas in 1889 besluiten de gebroeders De Groot uit Kampen om een stoombootdienst op te zetten tussen Kampen en Enkhuizen, waarbij ook Urk wordt aangedaan, hoewel het eiland bij mist, storm of ijs niet of nauwelijks te bereiken is. De aanvoer van levensmiddelen is noodzakelijk, omdat Urk niet zelfvoorzienend is. Desondanks zitten de Urkers niet op zo’n nieuwigheid te wachten. Wethouder Romkes adviseert de provincie Noord-Holland dan ook om de Kamper Stoomboot Maatschappij (KSM) te weigeren. Al die tijd heeft de zeilschuit prima voldaan, vindt hij. En als de zee dichtvriest is er altijd nog de ijsvlet.

De KSM gaat door, ook zonder subsidie. Op 1 april 1890 vaart de Minister Havelaar, een kleine, eenvoudige maar sterke stoomboot, voor het eerst via Urk van Kampen naar Enkhuizen en weer terug. Urk is daarmee het laatste eiland in Nederland dat voor een deel uit zijn isolement wordt bevrijd.

Zien de Urkers de veerdienst aanvankelijk niet zitten, de strenge winter van 1890-1891 doet hen van gedachten veranderen. De vorst valt zo onverwacht in, dat bijna heel de vloot in Enkhuizen en IJmuiden ligt. De bemanning zou zonder stoomboot niet meer op het eiland gekomen zijn. De Minister Havelaar weet de verbinding lang in stand te houden. Daarna wordt elf weken lang een vlet ingezet om naar en van het eiland te komen.

Als na drie maanden de Minister Havelaar de ijslaag weer weet te doorbreken stoomt het met tweehonderd vissers aan boord naar Enkhuizen om de vloot alsnog naar de eigen haven te halen. De Urkers ervaren het nut van de stoombootverbinding aan den lijve en op hun aandringen dient de KSM opnieuw een subsidieaanvraag in. De gehele bevolking steunt de aanvraag en de provincie Noord-Holland besluit de broodnodige subsidie te verlenen. In 1892 draagt het Rijk het vervoer van de post op aan de KSM. Het is geen vetpot, maar de KSM weet de stoombootdienst in stand te houden. Het nadeel van de Minister Havelaar is dat hij bij laag water de haven niet kan binnenlopen en mensen en goederen op de dam moet afzetten. In 1903 komt de nieuwe haven gereed en is ook dit probleem verholpen.

Concurrentie

In 1914 wordt door een aantal Urker notabelen de Eerste Urker Stoomboot Maatschappij (EUSM) opgericht. De mannen willen dat de boot meerdere malen per dag vaart, maar de KSM voelt hier niet voor, omdat het niet lonend is. In 1915 brengt de EUSM een eigen boot, de Eiland Urk, in de vaart. Een hevige concurrentiestrijd brandt los. De Urker bevolking is verdeeld. Zeker bij slecht weer gaat de voorkeur toch uit naar de Dir. Gen. Jhr. Von Geusau, een modern schip met deksalon, dat in augustus 1915 door de KSM in de vaart is gebracht.

Het aantal passagiers dat Urk bezoekt, stijgt tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het op het eiland gevestigde interneringskamp vergroot de bekendheid van Urk. Veel mensen komen speciaal om de buitenlandse officieren te kunnen zien. Toch is er onvoldoende werk en inkomen om twee stoombootmaatschappijen in stand te houden. Op 1 januari 1921 komt daar een eind aan als de KSM de Von Geusau overdraagt aan de EUSM, die dan met twee schepen de dienst voortzet. Winstgevend is het niet, maar verrassend is wel de sterke toename van het toerisme naar Urk.

Geen van beide boten is ingericht voor een aangenaam verblijf aan boord. In 1924 wordt de Eiland Urk vervangen door de Insula, een comfortabel stoomschip van 33 meter lang dat aan alle eisen voor het passagiersvervoer voldoet. Ook aan het vervoer van zieken is gedacht, zij kunnen in een soort hangmat in de voorkajuit de reis over zee maken. De EUSM vaart met beide boten de diensten, de een van Urk naar Kampen en de ander van Urk naar Enkhuizen en weer terug. De provinciale subsidie vormt een belangrijk aandeel in de exploitatie. De dagelijkse leiding is in handen van Gerrit Snoek. Grootste aandeelhouder is Draagt Elkanders Lasten, de onderlinge Urker verzekeringsmaatschappij. In de loop der jaren breidt het aantal schepen uit en vaart de EUSM ook naar Lemmer en Amsterdam.

Als Urk na de inpoldering in 1948 een wegverbinding krijgt via Emmeloord naar Kampen, lopen de inkomsten drastisch terug. Op 26 mei 1948 vaart de Kamper dienst voor het laatst. De EUSM dient nog een aanvraag in om de busdienst door de Noordoostpolder te mogen doen, maar hierop wordt afwijzend gereageerd. Dit wordt uiteindelijk gegund aan de NV Salland.

De EUSM probeert het traject op Kampen voor het vrachtvervoer te behouden door een vrachtautodienst in te stellen. De EUSM vervoert de post met een gewone personenwagen, die indien gewenst ook passagiers vervoert. Dat mag niet en leidt tot processen-verbaal. Na verloop van tijd verliest de EUSM haar contract met de PTT, ook dat wordt overgedaan aan de NV Salland. De benzineprijzen stijgen zo hard dat ook het vrachtvervoer geen lang leven beschoren is: in september 1949 wordt deze dienst opgeheven.

Een voor een worden de schepen opgelegd en verkocht. De Insula blijft het langst in de vaart in de veerdienst tussen Urk en Enkhuizen. In december 1959 wordt de stekker eruit getrokken met de liquidatie van de EUSM. De Insula gaat steeds over in Urker handen, totdat uiteindelijk Luuth Kamper het in 1968 inruilt voor een moderner schip, dat de naam Bonne krijgt. Als het schip eigendom wordt van de gebroeders Van den Berg krijgt het de naam Prins Claus. Het schip heeft dan alleen in de zomermaanden nog een toeristische functie.

Bron

Boot, W.J.J. De boot toet: geschiedenis van de Urker bootverbindingen. Urk: Stichting Urker Uitgaven, 1984.

Een advertentie in de Overijsselsche en Zwolsche Courant van 1 november 1875.
Advertentie uit 1890 voor de stoombootdienst van de Gebr. De Groot.
De boot moet voor de vergroting van de haven bij laag water of in geval van een volle haven afmeren aan de dam.
Na de inpoldering wordt een eigen vrachtdienst opgezet.
De busdienst op Urk werd gegund aan Salland.