Hoewel de financiële opbrengsten van Urk en Emmeloord tegenvallen en de strategisch positie van de heerlijkheid sterk terugloopt door het steeds verder afkalven van kostbaar land en het inzakken van de Hanzevaart, is er een reden waarom de heerlijkheid Urk belangrijk blijft. Als Heer of Vrouwe van Urk, een oude Hollandse Hoge Heerlijkheid, wordt men geacht ter Dagvaart te komen. Door deze Dagvaart maakt men deel uit van de Hollandse Ridderschap en heeft men zitting in de Staten van Holland (de raadgever van de graaf van Holland). Voor Utrechtse edelen een buitenkans om invloed te verkrijgen in het steeds machtiger wordende Holland.
Het zijn roerige tijden waarin groeiende en steeds machtiger wordende steden om meer en meer invloed vragen. Dat gaat ten koste van de invloed en status van de oude adel. Ondertussen woeden er langdurige oorlogen en is tegen het einde van de zestiende eeuw de Reformatie een feit. Urk bevindt zich dan letterlijk en figuurlijk tussen de protestantse heren van Holland (en de machtige kooplieden van Amsterdam) en hun leenman in. Als goed katholiek proberen de Zoudenbalchen Urk ondanks alles Rooms te houden. De heilige mis moet op Urk bediend blijven worden!
Evert Zoudenbalch 1476-1495
De Urkers willen in eerste instantie hun pacht niet betalen, want zij zien Gerrit Entszoon als hun heer. Verstoken van de back-up van de inmiddels gesneuvelde Karel de Stoute doet Gerrit in 1479 op Urk echter afstand van alle rechten. Evert Zoudenbalch is definitief de baas op Urk. Dat duurt niet lang, want in 1483 verliest hij de leenrechten over Urk aan drie heren die alle drie hofbeambten zijn van aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk, de echtgenoot van Maria van Bourgondië (en namens haar Heer der Nederlanden). Maar Evert geeft niet toe. De heerlijkheid Urk betekent duidelijk heel veel voor hem (en zijn familie), want hij voert lange en dure processen tegen machtige Bourgondische en Habsburgse landsheren. Weer wordt hij in zijn leenrechten op Urk hersteld. Ouder wordend doet hij in 1495 een stap terug en geeft de hoge heerlijkheid over aan zijn neef en naamgenoot Evert Zoudenbalch.
Evert Zoudenbalch II 1495-1530
Evert Zoudenbach verblijft veelal in Utrecht. Op de Zuiderzee zijn het inmiddels alweer roerige tijden. De door Friezen als vrijheidsstrijder vereerde maar door Hollanders als zeerover gevreesde Grutte Pier (1480-1520) maakt het ruime sop onveilig. Hoe het Urk en Evert in die jaren vergaat weten we niet. In 1530 doet Evert de heerlijkheid over aan zijn zoon Jan.
Jan Zoudenbalch 1530-1558
Gedurende de tijd van Jan Zoudenbalch speelt de vraag of de heerlijkheid bij Holland of bij Overijssel gerekend moet worden. Volgens de oorspronkelijke Elten-brief zou dat Salland en dus Overijssel moeten zijn. Maar de graven van Holland zijn historisch altijd de leenheer geweest. De kern van deze vraag is financieel, want de Zuiderzee zit vol met waardevolle vis en in het Val van Urk zwemt de Zuiderzeeharing die als Enkhuizer bokking in heel Europa verhandeld wordt. Uiteindelijk trekt Holland (met als boegbeeld keizer Karel V) aan het langste eind. Hoewel de Urkers (die van boer stilaan visser geworden zijn) met kleine open roeischeepjes de visserij uitoefenen zijn maaswijdtes en visserijregelgeving al hete hangijzers. Door afslag van het keileem van het eiland komen veel zwerfstenen vrij en die worden een gewild exportproduct van Urk. Helaas laten pestepidemieën het eiland niet links liggen en decimeren bij tijd en wijle de zeer geringe bevolking.
Evert Zoudenbalch III 1558- 1567
Na de dood van zijn vader wordt Evert Zoudenbalch III heer van Urk. Ook van deze periode is weinig bekend behalve dat de landafslag steeds maar doorgaat en dat Evert daar kennelijk geen investeringen voor wil plegen. Als Evert sterft gaat Urk naar zijn broer Gerrit.
Gerrit Zoudenbalch 1567-1599
Gerrit erft Urk in een tijd van oorlog en kerkhervormingen. Een verwoestende storm in 1570 (die net als de storm die 400 jaar eerder het Almere met de Noordzee verbond als Allerheiligenvloed bekend staat) maakt dat nog meer land verloren gaat en scheidt de kerk af van het eiland. Het kerkje komt geïsoleerd te staan en gaat snel helemaal ten onder in de golven. Een en ander veroorzaakt hoge kosten. Voor het eerst vernemen we van een Urker schout met naam en toenaam: Roelof Lubberts.
Gerrit Zoudenbalch woont nog steeds in Utrecht en speelt zoals zijn voorgeslacht een belangrijke rol in het bestuur van de stad. Maar hij ervaart daarnaast als trouw katholiek steeds meer en meer de gevolgen van de opkomende reformatie. De Staten van Utrecht kleuren zich langzaam ook naar de regels van Calvijn en de oude katholieke geslachten dreigen hierdoor hun invloed kwijt te raken. Ook op het aan de oude kerk trouw gebleven Urk wordt de druk van het protestantse Holland steeds groter. De Zoudenbalchen zijn en blijven echter trouw aan Rome en hebben er veel voor over om dat op de eilanden Urk en Emmeloord ook zo te houden. Gerrit, die als Heer van Urk deel heeft aan de ridderschap van Holland, weet samen met zijn vrouw Barbara van Essesteyn een vertrouwensband op te bouwen met Johan van Oldenbarnevelt, de raadspensionaris van Holland.
Barbara van Essesteyn 1599-1614
Na de dood van Gerrit Zoudenbalch neemt zijn weduwe Vrouwe Barbara het Urker roer in handen. Een van haar levensdoelen is om haar Urker onderdanen te vrijwaren van de vele ketterijen die rondzingen door de Lage Landen. De Vrouwe van Urk behoort tot de hoogste adel in de Nederlanden. Haar vader is de Heer van Abcoude en behoort als vliesridder tot de hoogste ridderorde in het Habsburgse rijk. Haar moeder stamt af van de graven De Lalaing, haar grootvader was ooit stadhouder van Holland, en haar grootmoeder is een prinses uit het Huis van Luxemburg. Kortom een dame met invloed en connecties. En ja, de raadspensionaris van Holland Johan van Oldenbarnevelt staat haar toe in 1600 een nieuwe Roomse kerk op Urk bouwen. Dat terwijl dit door plakkaten tegen de Roomse publieke eredienst in het gewest Holland al lang verboden was. Het is het twaalfjarig bestand in de Tachtigjarige Oorlog en pragmatisch Holland zoekt contact met het Hof van Albertus van Oostenrijk en Isabella de Landvoogdes en wil gewoon weer handeldrijven met Spanje. Immers, Spaans zout is nodig voor de haringvisserij en er zal toch eindelijk weer geld verdiend moeten worden. De Vrouwe van Urk heeft belangrijke contacten aan het Hof in Brussel en die komen van pas. Barbara van Essesteyn bouwt in 1600 een nieuwe kerk op Urk, alwaar de heilige mis bediend wordt onder het toeziend oog van een portret van de Vrouwe.
Als Barbara in april 1614 sterft wordt haar zwager Jonkheer Ruysch – getrouwd met Vrouwe Walraven Zoudenbalch – haar opvolger. Dat echtpaar gaat helaas nog hetzelfde jaar failliet, waarop de crediteuren de heerlijkheid Urk te koop zetten. De titel ‘Heer van Urk’ is voor de meestbiedende! En Johan van de Werve, een overtuigd katholieke Hollandse jonker, meldt zich. Misschien om – tegen beter weten in – Urk nog even uit handen van protestantse heersers te houden?
Bronnen
De Vries, C., 1962. Geschiedenis van het eiland Urk. 1-525.
Geurts A., 2005. Urk de geschiedenis van een eiland. 1-4
Kort I. C., 1987. Lenen van de Graaf van Holland in Flevoland 1281-1616. Ons Voorgeslacht, 43, 748-751.
Jaekel H., 1895. Die Grafen von Mittelfriesland aus dem Geslechte Konig Ratbods. 1-135.